- Verwarm de oven voor op 220°.
- Was de appels, snij ze in twee en verwijder het klokhuis.
- Snij de appels in dunne halve maantjes: hoe dunner, hoe gemakkelijker de roosjes op te rollen zijn.
- Leg de appelschijfjes in een diep bord en besprenkel ze met limoensap (zo ga je verkleuring tegen).
- Neem een pan en doe er de kandijsuiker, boter en jam in.
- Verwarm tot alles gesmolten is en een glad geheel vormt.
- Giet het mengsel over de appelschijfjes terwijl je voorzichtig omroert.
- Dek je bord af met folie en laat dit 5 à 10 minuten rusten. Daarna giet je de appels af in een vergiet om het overtollige mengsel te verwijderen.
- Rol het bladerdeeg uit en snij het in repen van ongeveer 20 cm lang en 4 cm breed.
- Tip: bestrooi je werkoppervlak eerst met bloem. Zo kleeft je bladerdeeg straks niet vast.
- Maak de roosjes. Hiervoor leg je de appelschijfjes tot in de helft van de strook op een rechte lijn. De schijfjes moeten ongeveer 1 cm boven de rand uitsteken. Laat het volgende schijfje telkens een beetje overlappen met het vorige. Aan het begin en einde laat je een klein stukje deeg over, dat rolt straks gemakkelijker.
- Vouw de onderste rand van het bladerdeeg naar boven en rol de reepjes zo strak mogelijk op.
- Zet de appelroosjes vast, bijvoorbeeld in een muffinvorm, en bak ze ongeveer 20 minuten in de oven. Ze zijn perfect als ze een mooi lichtbruin kleurtje hebben.
- Laat even afkoelen en smullen maar!
|